Boor Vesalius – Een uitdagend verhaal

Vesalius was in de 16de eeuw voor het eerst op de gedachte gekomen dat het menselijk lichaam is opgebouwd in stelsels: het beenderstelsel, het spierstelsel, het bloedvatenstelsel, het zenuwstelsel en zo meer. Dat was in die tijd een revolutionaire gedachte want daarvoor sprak men over de ‘humores’, de vochten zoals bloed, urine en gal en dacht men dat ziekten toe te schrijven waren aan te veel of te weinig van deze vochten. Vandaar dat aderlatingen toen zo veel werden toegepast.

Om het beenderstelsel te kunnen aantonen had hij voor het eerst het idee gekregen om de beenderen van een overledene aan elkaar te zetten tot een ‘skelet’. Dat was nog nooit gebeurd. Het bracht problemen mee, onder meer moest hij in die beenderen een gaatje kunnen boren om er dan bronzen draadjes te kunnen doorsteken en op die manier een skelet te kunnen vervolledigen.

Vesalius heeft in zijn boek ‘De humani corporis fabrica’, althans in de tweede uitgave, in een voetnoot een kleine schets getekend van de boor waarmee hij die gaatjes had geboord. Hij heeft in de (Latijnse) tekst ook de afmetingen gezet.

De uitdaging                                                                                                                                              

Tijdens een bezoek aan de School bundelt een universiteitsprofessor in de orthopedie zijn interesse voor de scheepsmodellen en zijn passie voor het leven van Andreas Vesalius in een heel boeiende vraag : ‘Als jullie zulke scheepsmodellen kunnen maken, zouden jullie ook een model van die boogboor kunnen maken en uittesten of dat ook nog werkt? Dit is sinds 1555 nog nooit gebeurd!’

Jacques van Damme, scheepsmodelbouwer, gaat samen met enkele medemodelbouwers de uitdaging aan! Ze begonnen met het omrekenen van de Brusselse ‘duimen’ en ‘handpalmen’ uit 1555 naar het metriek stelsel van vandaag. Als houtsoort voor de roterende delen ging de keuze naar pokhout, een vette houtsoort die in die tijd in Europa al bekend was en goede zelfs smerende eigenschappen heeft. Voor de boog opteerden zij voor essenhout omdat het enigszins veerkrachtig is. De voet hebben zij in eik gemaakt. Dan hebben zij contact genomen met een museum in Bazel, Zwitserland, waar het skelet dat Vesalius gemaakt heeft, nog steeds bewaard is gebleven. Zij wilden vernemen hoe groot de gaatjes waren om te weten hoe dik de boorstift moet zijn. Het museum bezorgde hen een lijst met de afmetingen van de gaatjes en de doormeter van de draadjes, met telkens een foto in kleuren. De gaatjes variëren tussen 1 en 3,6 mm. De maten zijn zeer verschillend.

Een smid werd gevraagd om enkele boorstiften te smeden maar dan wel volgens de kennis en gebruiken uit die tijd. Dat vroeg om opzoekwerk in musea in Nederland en Frankrijk. Uiteindelijk heeft hij enkele boorstiften gemaakt in een lepelvorm met twee snijdende kanten en eindigend in een vissenstaart waarmee de stift komt vast te zitten in de as. Voor de boog hebben zij een dunne lederen riem gespannen die rond de as wordt gewikkeld.

Spanning troef

Het was spannend toen zij het eerste gaatje probeerden te boren door een echt been. En dat ging wat traag door de buitenste laag, maar eens daardoor ging dit vrij vlot!