Project Description

Binnenpleit

De reconstructietekening is gemaakt aan de hand van een bestek en opmeting uit 1868 van de scheepsbouwmeester P.F. Van Damme. Het betreft een grote binnenpleit van 27,60 m lengte over de stevens en 5 m breedte op de berghouten. In tegenstelling met vroeger werden vanaf het midden van de 19de eeuw geen kleine pleiten met de afmetingen van een schuit meer gebouwd. De sluizen werden stelselmatig vergroot en de kanalen verbreed en verdiept om de doorstroming van het goederentransport vlotter te laten verlopen. De schippers, reders en bedrijven pasten hun nieuw te bouwen schepen aan. De lengte van de pleiten groeide uit en later, toen men ze in ijzer begon te bouwen, konden ze een lengte bereiken van 38 m en werden daarmee de gelijke van een nieuw soort schip, de spits. Dat betekende meteen ook het einde van de binnenpleit. De spits nam de voordelige eigenschappen van de pleit, dat voornamelijk lag in haar groot laadvermogen, over.

De voorgestelde houten pleit heeft alle kenmerken van haar tijd. De grootste breedte ligt ver vooraan ter hoogte van de mast en vermindert zichtbaar naar achter, een van de redenen waarom dergelijke schepen in ongeladen toestand vooraan meer diepgang hadden dan achteraan. Het kistluik voor de mast begint zich te ontwikkelen, het wordt groter en zal later samensmelten met de den, zodat deze zich uitstrekt van het voor- tot het achteronder. De pleiten beginnen hun stagie te verliezen waardoor de hoge kop van het roer verdwijnt. Het inspet ligt er nu bovenop.

Het eenvoudige zeiltuig bestaat uit een grootzeil zonder rifknuttels en zonder giek. Bij gunstige wind is er nochtans een uithouder voorhanden om de schoot uit te vieren. Ze is verder uitgerust met een stagfok en een bezaantje op het roer en als het niet te hard waait kan een vlieger in de top.