Project Description

Beurtschuit 1810

Emmanuel De Landtsheer meet in 1810 een door hem gebouwde schuit op. Over de stevens meet ze 14,50 m, de kielbalk is 13,98 m lang en de breedte op de berghouten 4,97 m, ongeveer dezelfde afmetingen als de beurtschuit voor passagiers. De schuit was uitgerust met een paviljoen en voorzag in een stahoogte van 1,90 m, maar als woonruimte voor een familie was het te klein. Hoewel een opmeting geen bestek is, geeft hij toch bij uitzondering een houtdikte. Het rechte boeisel, dat is de 7,50 m lange plank op de buitenzijde van het gangboorden, is zo maar 10 cm dik en ongeveer 38 cm hoog. Voor een dergelijke kleine schuit een forse borstwering. Ze zet in elk geval de toon voor de afmetingen van het andere hout en is in overeenstemming met de gedrongen, hoge lijnen van de romp. Zware houtmaten waren voor de schepen tot in het begin van de 19de eeuw een vaste maatstaf. Vanaf het midden van dezelfde eeuw zou dat onder druk van de omstandigheden veranderen, sluiting van de Schelde en de daarop volgende crisis in de sector.

Deze opmeting van De Landtsheer is in 1829 gekopieerd door Petrus Van Damme, de zoon van Frans Van Damme, die de werf van zijn schoonbroer na diens overlijden opkocht. Het kan een aanwijzing zijn dat hij zijn zoon voorbereidde om de taak van beheerder over te nemen, een taak die deze na zijn vaders dood uitoefende tot 1875, de datum van zijn overlijden. De werf werd toen voortgezet door zijn vrouw en later door zijn beide zoons Emiel en Cesar. Het mag bijna een wonder heten dat de opmetingen van Emmanuel bewaard zijn gebleven. Het is niet bekend of het opmeten van binnenschepen ook op andere werven tot de gewone gang van zaken behoorde. Zijn opvolger heeft niet alleen enkele kopieën gemaakt, hij heeft deze gewoonte later voor de bouw van zijn eigen schepen voortgezet, zij het niet in dezelfde mate en met de perfectie als zijn oom.

De zeiluitrusting van de schuit bestaat uit een bezaanzeil, een stagfok en een kluiver. Het grootzeil wordt hier inderdaad een bezaan genoemd. De bezaan was in de wereld van de binnenvaart het zeil aan de tweede mast achter de grote, hetzij groot of klein. Waar deze verwisseling aan toe te schrijven is mag een raadsel zijn. In Nederland heeft men in elk geval een bezaanschuit gekend. Het bewuste grootzeil van dit type is in voege gekomen op veel kleine binnenschepen, om de heel eenvoudige reden dat het gemakkelijk op te halen en te strijken is. Het is opgehangen aan een zeer kort gaffeltje en wordt bediend met een enkele lijn. De klauwval valt weg en de piekeval neemt beide bewerkingen over. De oplossing voor een klein schip met weinig bemanning.